De federale regering beslist om het minimumpensioen voor zelfstandigen en de uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en de faillissementsverzekering vanaf 1 september op te trekken met 1,25 procent. De regering doet dat in het kader van de besteding van de welvaartsenveloppe. Dit is een stap in de goede richting, al vraagt men ook nog steeds dat het minimumpensioen voor alleenstaande zelfstandigen gelijkgeschakeld wordt met dat van de werknemers en dat uitkeringen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit op basis van hun voorverdiend inkomen berekend worden.
De ministerraad keurde een aantal welvaartsaanpassingen goed. Voor de zelfstandigen wordt het minimumpensioen, de forfaitaire uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid en invaliditeit en de uitkeringen van de faillissementsverzekering vanaf 1 september 2013 met 1,25 procent verhoogd.
Sinds 1 april 2013 is het minimumgezinspensioen van de zelfstandigen even hoog als dat van werknemers. Het bedraagt 1386,40 euro. Bij het minimumpensioen voor alleenstaanden en zelfstandigen met een gemengde loopbaan is er wel nog een kloof in het nadeel van de zelfstandigen die best zo snel mogelijk moet worden weggewerkt. Een alleenstaande zelfstandige trekt minimum 1047 euro pensioen en personen met een gemengde loopbaan minimum 935 euro, terwijl een alleenstaande werknemer 1109 euro aan minimumpensioen krijgt.
Verder pleit oa de ondernemersorganisatie NSZ voor een beter vangnet voor zelfstandigen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Ondanks de verhoging met 1,25 procent moeten zelfstandigen het in dergelijke situaties zien te rooien met een beperkte, forfaitaire uitkering, terwijl hogere uitkeringen op basis van hun voorverdiend inkomen hen veel beter kunnen helpen. Wie arbeidsongeschikt wordt als zelfstandige moet volgens NSZ vanaf dag één een uitkering krijgen. Nu gebeurt dat pas na één maand arbeidsongeschiktheid.