De Belgische frietkotcultuur wordt erkend als immaterieel cultureel erfgoed. Dat heeft Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege beslist. De erkenning leverde eerdere producten en sectoren al een meeropbrengst tot 35 procent op.
De frituristen overhandigden de minister een petitie om op te roepen tot de erkenning. “De frituren zijn lang zo banaal geweest dat er nauwelijks belangstelling voor was”, zegt Bernard Lefèvre, voorzitter van sectorvereniging Navefri. “Pas dankzij de interesse van buitenlanders zijn we ze gaan waarderen. We moeten nu ook zorgen dat ze blijven bestaan.”
Navefri diende een aanvraag in om te worden erkend als immaterieel cultureel erfgoed, net als bijvoorbeeld de garnaalvisserij of de biercultuur. “Dat is een erg belangrijk label”, aldus Frans De Wachter, directeur van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM). “Er bestaat bijvoorbeeld een hele stroom van toeristen die langs het erkende erfgoed trekken.”
Mattentaart
De erkende producten en sectoren merken dat volgens De Wachter onmiddellijk aan hun omzet. “Sinds de mattentaart als streekproduct is erkend, worden er 35 procent meer verkocht”, zegt hij.
De Vlaamse regering volgde Navefri in zijn vraag. “Er is meer waardering nodig voor de frituren”, vindt minister-president Kris Peeters. “Dit label stelt de traditie veilig”, vult Joke Schauvliege aan. “Om in aanmerking te komen, moet immers een dossier worden ingediend waarin wordt aangetoond dat de traditie terdege wordt voortgezet. De frituristen hebben hieraan voldaan.”