Het was één van de grote doelstellingen van Navefri en de beroepsvereniging van frituristen is geslaagd in haar opzet: de Belgische frituur is immaterieel cultureel erfgoed en dat is meer dan terecht.
Nergens anders dan in België vormt de frituur een onderdeel van nagenoeg elk dorp en gemeente. Herinneringen aan vroeger hebben bij veel Belgen te maken met herinneringen aan het frietkot, waar je voor een habbekrats een heerlijk zakje of bakje friet kon kopen.
Ook nu nog zijn frituren geen eenheidsworst, zoals zoveel andere fastfoodzaken dat wel zijn. Geen enkele frituur is gelijk, elk heeft een eigenheid maar de idee achter het frietenbakken zelf, is bij veel Belgische frituristen wel gelijk. De afgeleverde frieten moeten van excellente kwaliteit zijn, gebakken volgens een zekere traditie.
Dat geen enkele frituur gelijk is, is merkbaar bij het maken van de vele reportages die in Snackblad verschijnen . Daarin vertellen de frituristen met trots waarom ze net ‘frituur’ zijn gestart en in veel van de gevallen gaat het om een ‘jonge droom’, een droom die al lang zweeft en die uiteindelijk – door toeval of door omstandigheden – werkelijkheid wordt.
Uiteraard is het oorspronkelijke frietkot, waar vaak werd gewerkt in zeer moeilijke omstandigheden (te koud in de winter en veel te warm in de zomer) wat op de achtergrond verdwenen en heeft dit plaatsgemaakt voor vaak pareltjes van frituren maar niettemin blijft de idee bestaan: elke frituur is uniek.
De 4 belangrijke pijlers
Een cultuur staat en valt altijd bij een aantal belangrijke pijlers. Dat is ook het geval met de frietkotcultuur.
De eerste en zeer belangrijke pijler is uiteraard die van het AMBACHT; Frieten bakken in België is een ‘ambacht’. Het is een kunst die moet worden beheerst. Een echte friturist is bezig met zijn ‘Friet’. Hoe smaakt die vandaag. Is de friet voor- en afgebakken. Het is geen kwestie van zoveel minuten en zoveel seconden het ganse jaar door maar een bijna dagelijks toezicht en de goedkeuring van de meesterproever, de friturist in kwestie.
Het is ook niet zo dat elke frituur dezelfde friet aflevert. Elke frituur levert zijn eigen friet af en is daar ook trots op. Ga eens naar een andere frituur in een ander deel van het land en je zult meteen de verschillen zien. In sommige frituren en streken worden de frieten dikker of fijner gesneden, wordt ander olie of vet gebruikt, worden andere verpakkingen gebruikt, …
De tweede pijler is die van de SOCIALE BELEVING. De frietkotcultuur wordt niet alleen gedragen door de friturist maar ook de bezoekers. Voor de meeste Belgen is het frequenteren van een frituur een evidentie. Het is met de paplepel meegegeven en/of je ging met vrienden een frietje stekken na de sport of met de jeugdbeweging. Frietkoten zijn op die manier te vergelijken met de volkscafés die nu jammer genoeg aan het verdwijnen zijn. Elke frituur ademt een zekere sfeer uit. Voor veel klanten is ‘vrijdag’ frietkotdag. Het is het einde van een zware werkweek. Een avond waarop nu eens niet moet worden gekookt. De avond voor de trip naar de frituur om ofwel daar ofwel gezellig thuis te genieten van heerlijk goud.
Voor veel frituren betekent zo’n vrijdag dan ook: extra personeel, meer voorraad dan anders en afwachten wat het wordt: druk of superdruk.
Als derde pijler kan de SOCIAAL-CULTURELE genoemd worden. Niet iedereen kan gaan eten in een driesterrenrestaurant maar iedereen kan wel gaan eten in de frituur en dat is ook zo. In frituren gelden geen rangen nog standen. Iedereen staat in de rij aan te schuiven om de bestelling door te geven. Het zou op een algemeen ‘boegeroep’ kunnen uitdraaien als de burgemeester plots voorrang zou krijgen uit de rij en eerst worden bediend. Die burgemeester zou dat bovendien niet willen. In een frituur is iedereen gelijk. Moet er aangeschoven worden, moet er gewacht worden, dan is dat zo voor iedereen.
De friturist heeft ook een band met veel klanten en heeft weet van de situaties van veel van de klanten. Er is het luisterend oor, de mogelijkheid om eens je hart te luchten. Uiteraard kan dat niet op de superdrukke momenten maar dan is er ook dat begrip van weerskanten.
Op het vlak van ‘cultuur’ is het duidelijk dat frietkoten eigen zijn aan onze Belgische cultuur. Ga gelijk waar op reis en je vindt geen enkele frituur die je echt het gevoel zal geven dat je je in eigen land bevindt. Kom terug van reis en wat is vaak het eerste wat je doet: ‘de lievelingsfrituur bezoeken’. Wat zeker onderdeel is van die cultuur is de tipzak. Je vindt deze niet meer overal maar in sommige frituren is en blijft dit een mogelijkheid en dat is positief. De tipzak mag niet verdwijnen. Het is een icoon eigen aan de frietkottraditie.
Als laatste, niet onbelangrijke pijler, kan de LANGE TRADITIE worden genoemd.
Frietkoten werden al door onze ouders en voorouders bezocht. Dat betekent ook ‘cultuur’. De precieze oorsprong blijft een onderdeel van discussie maar het is een feit dat de eerste friteten gebakken en gegeten werden op de kermis rond het midden van de 19de eeuw. De eerste, vaste frietkoten zouden dateren van rond 1880 en op het einde van de 19de eeuw stond er in tal van gemeenten, op de centrale pleinen, een frietkot niet ver van de kerktoren. Veel dorpsschilders waren dan ook genoodzaakt, bij het schilderen van het gemeentehuis of kerk, de frituur op de voorgrond mee af te beelden.
Toen op een bepaald moment veel gemeenten besloten hun pleinen her aan te leggen, betekende dit jammer genoeg het gedwongen vertrek van veel frietkoten van onder de kerktoren maar dat heeft aan de traditie van de echte Belgische friet niet zovele veranderd. De wereld is in verandering en de frietkoten zijn mee geëvolueerd. De hygiënewetgeving heeft ervoor gezorgd dat de soms kwalijke eigenschappen die aan frituren werden toebedeeld, de frituur een heel ander uitzicht en opzet heeft gegeven. Frituren worden ingericht volgens de meest strikte normen en klanten weten dat. Hygiëne is heel belangrijk geworden en terecht maar de smaak van de friet moet behouden blijven en daarbij de manier waarop frieten worden gegeven.
Sommige frituren zijn chique aangelegenheden geworden maar toch gaat de tipzak of het kartonnen bakje nog op dezelfde manier over de toonbank. Dat is waar het over gaat. De friturist is niet klein te krijgen. In ons land kan je in elke gemeente op verschillende plaatsen maaltijden gaan afhalen. Toch blijft de frituur onmiskenbaar de favoriet van menig Belg en dat zal wellicht altijd zo blijven.
Vandaar dat de erkenning van de frietcultuur tot ‘immaterieel cultureel erfgoed’ een zo belangrijke verwezenlijking is, iets om trots over te zijn. En meer dan terecht!!