De ministerraad keurde de aangepaste kassawetgeving goed: al wie onder de grens van 25.000 euro aan omzet uit voeding ter plaatste blijft moet de geregistreerde kassa niet gebruiken. De drie horecafederaties Horeca Vlaanderen, Horeca Brussel en Horeca Wallonië betreuren deze beslissing. “De nieuwe wetgeving hanteert hetzelfde principe als de vorige en is dus even ongrondwettig. Daar komt nog bij dat de begeleidende maatregelen niet bruikbaar zijn. De flexijobs zijn duurder dan beloofd en de overuren zijn wettelijk onuitvoerbaar”, zegt Danny van Assche, afgevaardigd bestuurder van Horeca Vlaanderen.
Het ontwerp voor koninklijk besluit dat de ministerraad vandaag heeft goedgekeurd moet het sluitstuk zijn voor de regelgeving over de invoering van het geregistreerd kassasysteem in de horeca. Die moest ’gerepareerd’ worden, want in oktober vorig jaar sprak de Raad van State zich uit over de befaamde tien-procentregel. Wie meer dan tien procent van zijn omzet haalde uit maaltijden die ter plaatse werden geserveerd, was volgens de wetgeving verplicht om een witte kassa te plaatsen. Wie onder de tien procent bleef, moest dit niet doen. “Een schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel”, zo luidde de conclusie van de Raad van State. De wet moest dus aangepast worden. De regering voert nu een nieuwe grens in: horecaondernemingen die meer dan 25.000 euro omzet halen uit voeding die ter plaatse wordt geconsumeerd, moeten een geregistreerde kassa gebruiken. Wie eronder blijft, wordt vrijgesteld. Hierover bestond sinds 22 december 2015 al een principeakkoord, maar het duurde tot vandaag vooraleer de tekst werd goedgekeurd.
Ongrondwettig
Een zeer slechte beslissing volgens de horecafederaties. Het gelijkheidsbeginsel wordt niet gerespecteerd. “Iedereen moet op dezelfde manier behandeld worden. Alle ondernemingen die voeding ter plaatse aanbieden moeten aan dezelfde regels voldoen, maar toch voert de regering opnieuw een discriminerende grens in. Deze beslissing is lood om oud ijzer. De opmerkingen van de Raad van State én de noden en wensen van de sector zelf worden genegeerd.”
De grens van 25.000 euro is net zoals de tien procent-regel een schending van het gelijkheidsbeginsel. Ook hier ontbreekt enige motivatie waarom dezelfde belastingplichtigen op een verschillende manier behandeld worden. De federaties kijken met veel belangstelling uit naar het advies van de Raad van State
De regelgeving, die van kracht moest zijn sinds 1 januari 2016, is nog steeds niet volmaakt. Het is betreurenswaardig dat de invoering van het geregistreerd kassasysteem, voor de sector een van de grootste en impactvolle beslissingen van de voorbije decennia, op dergelijke chaotische en rechtsonzekere manier gebeurt.
Begeleidende maatregelen falen
Met de begeleidende maatregelen, die de invoering van de kassa in de sector ook economisch mogelijk moest maken, is het volgens de federaties nog erger gesteld.
“De bijdrage die bij flexijobs moet betaald worden bovenop het basisloon blijkt in de praktijk veel meer dan de beloofde 25 procent te bedragen. Door verschillende verplichte sectorale bijdragen loopt het kostenplaatje op tot meer dan 45 procent. De regering verwijst hiervoor naar de sectorale verantwoordelijkheid. Maar is het fair te verwachten dat over deze sectorale bijdragen een akkoord met de vakbond kan afgesloten worden, terwijl deze zelfde vakbond net om die reden tegen de flexijobs naar het Grondwettelijk Hof is getrokken?”
De tweede belangrijke maatregel betreffende de overuren is zelfs totaal onbruikbaar. Er zouden 360 overuren aan een aantrekkelijk tarief voor werkgever en werknemer gepresteerd kunnen worden zonder inhaalrust. Door de sectorale bijdragen valt het voordeel al snel weg. Bovendien zijn de voorwaarden om deze overuren te gebruiken zo strikt dat ze de facto onbruikbaar zijn. Wie de overuren gebruikt loopt het risico ze op een verkeerde wijze toe te passen met mogelijk dure gevolgen. Dit probleem werd al lang aangekaart door de federaties, een oplossing blijft voorlopig uit.
Twee maanden na de verplichte invoering van de kassa blijkt de wetgeving onvolledig, de nieuwe grens wellicht opnieuw ongrondwettig en de voorziene begeleidende maatregelen onbruikbaar of duurder dan voorzien. Om de transitie op een economisch verantwoorde wijze door te voeren blijven de huidige maatregelen bovendien onvoldoende. Het fundamentele probleem van de sector blijft de hoge loonlast.
De horecafederaties vragen een snel onderhoud met de verschillende betrokken kabinetten om samen een alomvattende diagnose van het probleem te maken en tot realistische oplossingen te komen.